De baobab biedt verkoeling voor de mensen in Afrika die leven op een stuk aarde dat elk jaar verder opwarmt. De bladeren zijn ook een waardevolle voedselbron. Ze worden gekookt en opgegeten zoals spinazie. De vruchten van de boom bevatten veel gezonde voedingsstoffen, zoals mineralen, vitamines en vezels. De olie uit de vruchten is goed voor de huid. Een boom van levensbelang, zou je kunnen zeggen.
Er gaat zomaar honderd jaar overheen voordat de boom kan pronken. Een baobab kan wel tweeduizend jaar oud worden.
Voor animisten die geloven dat ook dieren, planten, stenen en rivieren een ziel hebben, is de baobab bijzonder. Ze begraven hun doden onder de boom en zoeken zo verbinding met de hemel en de aarde. In mythes en legendes symboliseert de baobab verbinding tussen het aardse en het hemelse.
Afrikanen gebruiken de baobab graag en veel in gesprekken en verhalen. Tijdens mijn recente reis kwam de baobab weer ter sprake. Net voor vertrek naar Burkina Faso ontvingen we het verdrietige bericht van het overlijden van dominee Moise Napon. Zijn visie (ook in het RD te lezen) was uitgesproken helder en indien nodig tegendraads.
Napon was altijd op zoek naar verbinding. Hij riep zijn geëmigreerde landgenoten op de krachten te bundelen en in verbinding te blijven met hun land van herkomst. Hij hield westerse organisaties scherp op het gebied van gelijkwaardige samenwerking waarbij vooral de stem uit Afrika een plek zou krijgen. Hij daagde iedereen uit juist op zoek te gaan naar mensen die je niet automatisch tegenkomt, vooral de meest kwetsbaren.
Ik sprak met familie en mensen die Napon goed kenden. „Voor ons”, zo zeiden ze, „was hij een baobab. Die lege plek is niet zomaar te vullen. De baobab is oud en van betekenis voor anderen. Zo was Moise en zijn wijsheid is niet vervangbaar.”
Voor ik naar Burkina Faso reisde, hoorde ik een lezing van filosoof Lammert Kamphuis over ”depolarisatie”. De baobab kreeg hierin een plek, als symbool van verbinding. Kamphuis vertelde over zijn reis naar Senegal, dat bekendstaat om zijn religieuze harmonie. Dat intrigeerde hem en hij zocht naar het geheim erachter. De gids bracht hem naar een prachtig eiland, waar hij op een bepaalde plek zicht had op een kerk, een moskee en de baobab.
Kamphuis meende zo de samenleving in één plaatje te zien: de kerk voor de christen, de moskee voor de moslim en de baobabboom voor de animist. De gids antwoordde echter ontkennend: „Nee, de baobab is van iedereen en daardoor de ontmoetingsplek voor ieder mens.”
Onder de boom praten de mensen met elkaar. Ongeacht wat ze geloven of denken. De baobab, hebben we zo’n plek in Nederland niet heel hard nodig?
Het beeld uit de lezing deelde ik met een Burkinabé die Senegal goed kent. Ze herkende het geschetste beeld, maar benadrukte dat de godsdienstverschillen soms enorm groot kunnen zijn, bijvoorbeeld tijdens verkiezingen. „Toch”, vervolgde ze, „weten ze elkaar altijd weer te vinden en er samen uit te komen. Daar kunnen wij in Burkina Faso van leren.”
Die baobab voor Nederland, dat houdt me bezig. De tropische boom zal in Nederland nooit tieren. Maar kunnen wij in Nederland baobabplekken creëren? Plaatsen waar mensen met elkaar in gesprek gaan? Zijn wij in staat de ander tevoorschijn te luisteren? Om vervolgens in een respectvol debat duidelijk te maken wat ieders overtuiging is?
Als ik met de ander het gesprek aanga, betekent dit niet dat ik het met die ander eens moet zijn of die ander wil overtuigen. Het betekent wel dat ik hem of haar wil begrijpen en daarom echt luister. Te midden van polarisatie en verwarring zijn baobab-plekken en -gesprekken meer dan nodig!