Economisch gewin

Met deze beleidsbrief zet het kabinet een fundamentele wissel om. De kern van ontwikkelingssamenwerking is sociale en economische vooruitgang van ontvangende landen. Woord en Daad steunt het betrekken van bedrijven vanwege hun toegevoegde waarde, en heeft hier vanuit de eigen praktijk ook goede ervaringen mee.

Economisch gewin voor het gevende land is echter bijvangst en kan niet het voornaamste doel zijn, waaraan de ontwikkelingsimpact ondergeschikt mag worden gemaakt. In een tijd dat ‘ieder voor zich’ de norm is, had het kabinet expliciet moeten vasthouden aan het internationale principe dat hulp per definitie gebaseerd is op voorwaarden die financieel voordelig zijn voor ontvangende landen en daadwerkelijk perspectief bieden.

Juist door hieraan vast te houden kunnen ontwikkelingslanden uitgroeien tot volwaardige handelspartners – een doel dat het kabinet terecht nastreeft. De realiteit is namelijk anders: handelspartner worden gaat niet vanzelf en vraagt niet alleen inzet van het bedrijfsleven. Een eenzijdige focus op nut voor dit bedrijfsleven gaat voorbij aan de verschillende bijdragen die overheden, bedrijven, kennisinstellingen én maatschappelijke organisaties leveren in het geheel van ontwikkelingssamenwerking. Bezuinigen op de ene speler en vol inzetten op de andere brengt de balans van deze ‘Dutch Diamond’ in gevaar.

Jongerenwerkgelegenheid en klimaat

Het is goed dat Nederland betrokken blijft in West-Afrika en de Hoorn van Afrika. Deze regio’s verschillen, maar delen twee belangrijke overeenkomsten waarop de inzet van dit kabinet achterblijft.
Allereerst is er sprake van een jonge bevolking die haar plek opeist in de samenleving. Om te kunnen profiteren van het zogenoemde ‘demografische dividend’, is het van cruciaal belang dat Nederland investeert in de mogelijkheden van jongeren. Het kabinet kondigt echter aan te stoppen met het financieren van beroeps- en hoger onderwijs.
Een tweede overeenkomst tussen deze regio’s is de bovengemiddelde klimaatkwetsbaarheid. Nederland blijft gelukkig zijn aandeel aan internationale klimaatfinanciering leveren, maar stopt tegelijkertijd met de regionale klimaatfondsen waarvan gemeenschappen afhankelijk zijn om zich aan te passen aan de gevolgen van klimaatverandering.

Lokalisering en draagvlakversterking

Dat het kabinet kiest voor lokalisatie – het samenwerken met lokale (hulp)organisaties – is goed, en beantwoordt aan een langgekoesterde wens van de ontwikkelingssector. Woord en Daad ziet vanuit de praktijk hoeveel voordeel dit oplevert, omdat het aansluit bij kennis en wensen vanuit het mondiale zuiden. Tegelijkertijd geldt dat de cruciale rol die het maatschappelijk middenveld hier vervult juist verdwijnt met deze beleidskeuzes. Daarmee wordt de wens tot meer lokalisatie al aan de voorkant een bijkans onmogelijke opgave.

Dat het maatschappelijk middenveld hier stevig ingebed moet zijn in de samenleving is daarbij iets waar het kabinet terecht toe oproept. We steunen daarom de inzet op draagvlakversterking, ook voor lokale initiatieven vanuit de samenleving. Het creëren van draagvlak voor deze particuliere initiatieven is goed, maar mag zich niet beperken tot thema’s die de Nederlandse overheid al steunt. Als je het draagvlak voor internationale samenwerking op lange termijn wilt vergroten, heb je niet alleen smal en diep, maar evenzeer breed draagvlak nodig.

Het is daarom een gemiste kans dat het kabinet de aanbeveling van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) voor een ambassadeur ‘maatschappelijke betrokkenheid’ niet overneemt. We zien zowel hier als in het mondiale zuiden namelijk hoe belangrijk een verworteling van beleid in de samenleving is. Dat geeft maatschappelijke organisaties zoals Woord en Daad de unieke gelegenheid om deze kennis en kunde in samenwerking met overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen in te zetten ten dienste van de complexe vraagstukken die de wereld kent.